Download hier de volledige tekst van de lezing The Future of Peace, Weapons, and War door Mary Ellen O’Connell.
COLUMN: De eerste Frans van Hasseltlezing in de Oude Kerk in Delft, 5 mei jongstleden, werd uitgesproken door professor Mary Ellen O’Connell. Hoogleraar internationaal recht aan de Notre Dame University USA. Frans van Hasselt was student aan de Technische Hoogeschool in de oorlogsdagen. Zijn spraakmakende toespraak die leidde tot een studentenstaking was aanleiding voor zijn arrestatie en kostte hem uiteindelijk zijn jonge leven. Kunnen wij begrijpen wat een oorlog betekende voor jonge aankomende ingenieurs? Kunnen we de dilemma’s voelen? Het theaterstuk ‘Getekend’ dat ook in mei dit jaar werd opgevoerd maakte het al iets makkelijker om in de huid van de jongelui van destijds te kruipen. Maar echt voelen of begrijpen…. Lastig.
Van Hasselt wordt aan de TU (een zaal) en ook in Delft (een laan) nog altijd herdacht. Een belangrijke reden hiervoor is dat we niet mogen vergeten dat onze vrijheden duur betaald zijn. En waardevol doch niet vanzelfsprekend.
De lezing van O’Connell maakte indruk op de toehoorders. Hij is in pdf (Engelstalig uiteraard) hier te vinden. Een paar zaken die ik er zelf uit meenam zijn de volgende.
De titel van haar lezing was: ‘De Toekomst van Vrede, Wapens en Oorlog’. Duidelijk zaken die op gespannen voet met elkaar staan, hoewel er lange tijd een doctrine was die stelde dat vrede alleen maar gerealiseerd kon worden door een enorme overvloed aan wapens. Kernwapens met name, zouden verantwoordelijk zijn voor de vrede tussen Oost en West. Een tot de tanden toe bewapende vrede. Geconstateerd moet worden, dat vergt niet veel fantasie, dat er sinds WWII ongelooflijk veel oorlogen zijn gevoerd. De Pax Americana, de vrede die onder de Amerikaanse wereldhegemonie zou zijn gerealiseerd, is in feite niet meer dan een inhoudsloos begrip. De Amerikanen zijn betrokken bij zo’n beetje de meeste, zo niet alle oorlogen. Sommigen zelf begonnen, anderen gemaakt tot hun slagveld. Om bepaalde belangen veilig te stellen, of om wapens te testen? Zijn er nobele redenen denkbaar?
Niet vreemd ook dat zij, om dit gedachtengoed te sanctioneren, een nieuwe filosofie promoten op dit moment. Die van de eeuwige staat van oorlog. Rosa Brooks, zo vertelt ons O’Connell, beargumenteert in haar artikel in ‘Foreign Policy’, “Er is niet zo iets als Vredestijd” dat we in plaats van naar het beëindigen van oorlogen te streven, we beter instanties en normen kunnen instellen die regels stellen aan het voeren van oorlog. Niet vrede is de standaard, nee, oorlog. De mensheid is continu in oorlog – dat is nou eenmaal normaal – en als het een keer vrede is, dan is dat meegenomen. Omkering dus. Liefde is haat, vrede is oorlog.
Ik moet zeggen dat ik hier erg van schrok in eerste instantie. In tweede instantie verbaasde het mij niet… helaas.
Want als dat zo is, dan is het ook niet verwonderlijk noch te verwachten dat de VS zich ooit nog een keer aansluiten bij het Internationale Strafhof in Den Haag bijvoorbeeld. Immers, op die manier kunnen misdaden begaan door Amerikaanse militairen, nooit leiden tot vervolging. Dat is prettig als je veel oorlog voert. Noch hebben o.a. de VS het verdrag tegen het gebruik van clusterbommen getekend. U weet wel, die dingen die de oorzaak zijn van zoveel slachtoffers. Meestal onschuldige burgers, voor zover er schuldige burgers bestaan. Diezelfde clusterbommen trouwens waarin Nederlandse pensioenfondsen in plachten te investeren omdat die vanwege het veelvuldig gebruik ervan nu eenmaal goed renderen.
Er wordt in de VS dus op aangestuurd – de geesten worden rijp gemaakt – dat er geen toekomst is voor vrede. De VS zijn ook de grootste wapenleverancier ter wereld. Wie kogels en wapens maakt is gebaat bij oorlog. Oorlog dus als businessmodel. Nee het mag niet verbazen. Je mag wel boos worden. Als dat maar niet leidt tot oorlog.
En dan kom ik terug bij ons, kennelijk nog naive idee om jaarlijks het einde van de Tweede Wereldoorlog te gedenken en vrede te vieren. Mijn generatie, mijn ouders waren kind in de oorlog, dacht werkelijk dat we een definitief einde aan oorlogen hadden gemaakt. Het zou nu alleen nog maar beter gaan. We zouden gaan samenwerken – in Europa bijvoorbeeld. We hadden een Verenigde naties, en wat al niet. Naief inderdaad, want de krant lezend al die jaren en het NOS-journaal kijkend, de realiteit is altijd oorlog geweest. Geweld en bloed vullen de schermen van reality en films. We weten niet beter, we zijn er aan gewend. Wat zouden we moeite doen om vrede te willen. De mensheid is in en in verrot en alleen maar bereid tot oorlog… Overal loert inmiddels het gevaar. Zeker na 911 nu de wereld ook nog vol blijkt te zitten met terroristen. Een koffer zonder zijn begeleider op het perron? Ontruimen die hap!
O’Connell memoreert Hugo de Groot, Delftenaar. Zijn standbeeld siert ons belangrijkste plein. Vredevechter, raar woord. We kennen hem eigenlijk alleen van die boekenkist. Zijn wellicht belangrijkste werk, ‘Over de Wet van Oorlog en Vrede’ uit 1625. dat moest bijdragen aan het eindigen van de 30-jarige oorlog tussen Katholieken en Protestanten, is bij de meesten van ons onbekend. Zijn bijdrage was dus die van oorlogswetgeving. Er zijn regels nodig om elkaar de hersens in te slaan. Nouja bij gebrek aan beter lijkt dat nog wel slim. Toch denk ik dat het beter is om na te gaan waarom we die hersens eigenlijk in willen slaan. Is dat vooral wat ons scheidt?
Ik mocht op 4 mei jongstleden weer een toespraak houden bij het monument voor de gevallen Delftenaren in de Aula. Daar memoreerde ik vooral datgene wat ons verbindt. Ik ken persoonlijk niemand die graag oorlog wil. Niemand die een ander wil doden. Met een mes of een geweer. Of niemand die het heerlijk vindt om anderen op een technische geavanceerde manier – met drones vanuit een bunker met de joystick bestuurd bijvoorbeeld – om zeep te helpen. Soldaten die nog altijd voor ‘s lands eer, God en Vaderland, Koning of Keizer, of voor multinationale bedrijven en belangen, ten strijde worden gestuurd, komen meestal niet vrolijker thuis. Noch de winnaars, noch de overwonnenen. En het zijn altijd de frontsoldaten, het voetvolk, dat de klappen krijgt.
Ik memoreerde een bijzonder incident in het eerste jaar van de Eerste Wereldoorlog. We ‘vierden’ net het 100-jarig jubileum van het begin van deze Grande Guerre. Met kerst klonk vanuit de Duitse loopgraven kerstmuziek. De Engelsen, die op slechts 50 meter daarvandaan in hun eigen smerige loopgraven zaten ondergedoken, begonnen mee te zingen. Voor men het wist kwamen soldaten van beide kanten uit hun loopgraven en schudden Duitsers en Engelsen elkaar de hand, deelden chocola, sigaretten en drank. Even was het vrede op Aarde.
I was lying with my messmate on the cold and rocky ground
When across the lines of battle came a most peculiar sound
Says I, "Now listen up, me boys!" each soldier strained to hear
As one young German voice sang out so clear.
"He's singing bloody well, you know!" my partner says to me
Soon, one by one, each German voice joined in harmony
The cannons rested silent, the gas clouds rolled no more
As Christmas brought us respite from the war
Als je er niet bij was zou je het niet hebben geloofd. Een dag later kwam al het bevel van hogerhand, generaals op comfortabele afstand van het front, om de beschietingen, het zinloze moorden om 50 meter niemandsland, te hervatten. De soldaten wisten niet waarom.
My name is Francis Tolliver, in Liverpool I dwell
Each Christmas come since World War I, I've learned its lessons well
That the ones who call the shots won't be among the dead and lame
And on each end of the rifle we're the same
Maarja wat wisten zij veel. Er zaten toch zeker hogere morele doelen achter deze oorlog der oorlogen? de miljoenen (!) gestorven jonge mannen waren toch een offer dat zinvol was?
In die tijd sneuvelden nog 90% militairen. Nu zijn dat 95% burgers. Maar dat terzijde.
De wereld staat vol met oorlogsmonumenten. Ieder land zijn eigen oorlogen. Iedere stad en ieder dorp in iedere tijd zijn eigen slachtoffers. Herdenken en herinneren. Vasthouden van negatieve energie. De achterblijvers bewaren de postume medailles van hun dierbaren in fraaie kartonnen doosjes, een brief van de minister. Zinvol was het om te sterven. En nodig bovendien. Eindelijk vrede. Op naar de volgende oorlog.
Bij ons herdenken we dus WWII met name. ‘Wij’ waren in WWI immers neutraal. Wat weten we vandaag? Zijn we inmiddels al weer wat verder? Nee, we zijn achteruit gegaan. Niet alleen zijn er meer oorlogen – en slachtoffers daarvan – dan ooit. In een wereld die alles heeft, is de norm afgunst, afscheiding, ongelijkheid, oorlog, In een wereld die naast regionale conflicten, sommigen langlopend andere nieuw, afstevent op WWIII, is het aan ieder van ons om aan te geven dat we er genoeg van hebben. Om een streep – en misschien de hakken – in het zand te zetten. Kijken we naar wie we werkelijk zijn en wie de ander is, is dan het verschil bepalend of de overeenkomst? Wie wil er nou eigenlijk oorlog? Welke belangen worden nu werkelijk gediend.
O’Connell stelt terecht de vraag, aan de hand waarvan wij oorlogen zouden kunnen voorkomen. Benadrukken wij onze verschillen of onze overeenkomsten. Verschillen in ras, cultuur, rijkdom, religie en wat al niet. Alles was aanleiding voor oorlog. Alles is aanleiding voor oorlog. Maar als in het verleden bij het opstellen van wetten voor oorlogsvoering, of oorlogsvoorkoming, nog nadrukkelijk gekeken werd naar bijvoorbeeld christelijke normen en waarden – immers het christelijke Westen bepaalde de laatste honderden jaren het discours op deze planeet – dan zou nu gezocht moeten worden naar veel universeler waarden. Iets dat allen bindt en niet een dominante, sterke groep of subcultuur. Immers vrede is alles of niets. Voor rijk en arm is vrede gelijk. Net als dood.
O’Connell stelt voor om de schoonheid te kiezen. Een begrip overigens waar in Delft nog wel de nodige linkerhersenhelf discussie over gevoerd zal worden, maar gelukkig bepalen ingenieurs over het algemeen niet of, waar en wanneer er oorlog wordt gevoerd. Ingenieurs zijn uiteraard wel in hoge mate verantwoordelijk voor efficiënt wapentuig – god bless’um – maar dat terzijde. Schoonheid, zo stelt zij, is universeel. Wordt door allen gevoeld. Vanuit schoonheid kan vrede, stabiele en overtuigende vrede, worden bereikt.
Er is duidelijk nog wat werk aan de winkel, maar het is een fascinerende materie en eerlijk gezegd, met al die oorlogen gaande en nog te voeren, is alles de moeite van het onderzoeken waard. In een harde wereld die bewezen sterk is in het doden van dieren, planten en mensen, is het onderhand tijd om het roer eens om te gooien. Naar mijn mening ook de enige optie. Met groeiende uitdagingen geeft oorlog slechts een zekerheid: totale destructie. Misschien is dat in de ogen van sommigen kosmisch gezien onbeduidend, maar ik denk dat het de overgang betekend van een puberale naar een volwassen planetaire samenleving. En prettig bovendien.
Verplichte kost voor Delftenaren dus. ‘Van de schoonheid en de troost’ (Wim Kayser). En materiaal voor iedereen die zich niet wil neerleggen bij een wereld in oorlog, klaar om weer een nieuw momument op te richten voor hen die de pech hadden zich te moeten inzetten voor ‘nobele zaken’ om daarbij hun leven en dat van hun naasten te verliezen. ‘Call me a dreamer, but I’m not the only one!’ (John Lennon). Dat zouden meer mensen moeten doen. Samen een toekomst dromen en realiseren van vrede, samenwerking, creativiteit, kunstzinnigheid, en liefde.